Het leven van een jonge wiskundige die later stadhouder werd
[Recensie] De Gouden Eeuw was een samenloop van heel veel dingen: gunstige economische omstandigheden, beginnend kolonialisme en slavernij, de vorming van een unieke staatsvorm en een explosieve bloei van de kunsten. De zeventiende eeuw in de politiek van de Republiek was ook corrupt. En het toppunt van boosaardige corruptie, opportunisme en zelfverrijking was Cornelis Musch. Naar hem noemde Jean-Marc van Tol het eerste deel van zijn Johan de Witt trilogie.
Jean-Marc van Tol, waar kende u die naam ook al weer van? Wel eens gehoord, maar u weet het niet? Hij is een van de makers van Fokke en Sukke. Ah, nu weet u het weer.
Maar Van Tol is ook historisch letterkundige, studeerde in Amsterdam bij Marijke Spies en Herman Pleij. En nu is hij gast onderzoeker bij Huygens ING, in een project dat als doel heeft de volledige briefwisseling van Johan de Witt voor een groot publiek te ontsluiten. In dat kader heeft hij nu aangekondigd een trilogie te gaan schrijven over het leven van De Witt. Het eerste deel gaat over het beruchte jaar 1650.
Even het geheugen opfrissen: in 1648 eindigde de tachtig jarige oorlog. Dat lijkt u misschien goed nieuws, maar niet iedereen dacht daar op dat moment zo over. De jonge Republiek had nog nooit in vredestijd geopereerd. Begin zeventiende eeuw was er het zogenaamde twaalfjarig bestand geweest (1609-1621), een voorproefje op vrede. Dat was slecht bevallen: er brak bijna burgeroorlog uit. Prins Maurits liet de raadspensionaris, de hoogbejaarde Johan van Oldebarneveldt onthoofden en de Republiek was ernstig verzwakt toen de vijandelijkheden met Spanje weer begonnen. Gelukkig voor de Republiek werd Maurits opgevolgd als stadhouder door zijn half-broer Frederik-Hendrik, die niet voor niets de bijnaam Stedendwinger verwierf. Frederik-Hendrik overleed echter net voor het einde van de oorlog en zijn zoon Willem II volgde hem op. Die wilde dezelfde roem verwerven op dezelfde wijze als zijn grootvader, Willem de Zwijger, zijn vader en zijn oom. Maar in 1650 was de oorlog voorbij en de steden in Holland dachten dat er ook wel eens flink bezuinigd kon worden op het leger.
Stadhouder Willem II was jong, eerzuchtig en onervaren. Hij zag zijn machtspositie ineenschrompelen wanneer hij geen bevelhebber was over een groot leger. Trouwens hoe moest de toekomstige staatsvorm van de Republiek er uit zien? In 1650 was een federale republiek, een staat zonder koning, in Europa iets ongehoords. In oorlogstijd had men dt gesprek voor zich uitgeschoven, maar nu tekenden zich fracties af met ieder zo hun eigen ideeën.
Op het Binnenhof regeerden echter enkele oude rotten in het vak. Er was de deftige en erudiete Constantijn Huygens, vader van de beroemde wiskundige Christiaan. Constantijn was secretaris van de prins van Oranje. Dan was er de raadspensionaris Jacob Cats, de vaderlijke dichter van moralistische werken. Een matig begaafd politicus, waar het klimmen der jaren aan te zien was.
Er was Cornelis Musch, een koopmans zoon uit Rotterdam, wiens vader ook burgemeester was geweest en wiens moeder een zus was van de VOC-bewindvoerder Cornelis Matelieff. Musch kwam uit een gegoede familie, maar niet een waarvan het logisch was dat je bij je dood de rijkste burger van Den Haag was. Maar Musch werd het wel en dan kwam niet door het salaris dat hij ontving als griffier van de Staten Generaal.
Musch liet zich voor alles betalen en bij hem kon je alles kopen. Omdat iedereen van hem afhankelijk was en iedereen boter op zijn hoofd had, kon hij lange tijd zijn gang gaan. Als griffier hoorde hij veel. Bovendien trouwde hij met de jongste dochter van raadspensionaris Jacob Cats. Zijn vrouw bleek een even getalenteerd politiek dier als hij.
Het stel had een buitengewoon slechte naam in Den Haag. Zo zou Elisabeth Cats na haar huwelijk haar grote liefde, Diederik Pauw als minnaar aangehouden hebben. Beide echtelieden hadden op zedelijk gebied een slechte naam. Daarnaast werd er gefluisterd dat ze spiritistische seances hielden, en dat ze ook daar hun manupulatieve werkwijze beoefenden.
Voor wie de gebeurtenissen van het jaar 1650 niet kent, zal ik ze hier niet onthullen. Dat bederft misschien het leesplezier. Voor wie zijn vaderlandse geschiedenis nog wel paraat heeft, kan ik zeggen dat de werkelijkheid dat jaar spannender was dan een scriptschrijver kan verzinnen. Wat dat betreft lag er een plot waar Van Tol weinig aan had toe te voegen.
Meer dan zevenhonderd bladzijden vulde Van Tol met het verhaal. Johan de Witt was dat jaar nog niet politiek actief. Hij werkte als advocaat bij het Hof van Holland. Daarnaast was deze vijfentwintigjarige vrijgezel een getalenteerd beoefenaar van de wiskunde. Samen met Christiaan Huygens had hij in Leiden bij professor Franciscus van Schooten gestudeerd. Alles lag nog open voor de jonge man. Tot, door het manipulatieve gedrag van Musch en de grillige beslissingen van Willem II zijn leven veranderde.
Jean-Marc van Tol meent dat dit boek geen historische roman is. Weliswaar maakt hij gebruik van bronmateriaal als de brieven van Johan de Witt en de gedichten van Cats, Huygens en Vondel, maar er is veel dat hij moet aanvullen, mede doordat nogal wat lieden hun papieren over het jaar 1650 bij hun leven vernietigd hebben. Met zijn boek tussen harde wetenschap en romankunst in, staat Van Tol in een rijke traditie van geschiedschrijving die, wat mij betreft gelukkig, steeds vaker beoefend wordt. Een geschiedenis die leest als een goed boek, laten we het voorlopig zo noemen. Van Tol is niet de eerste die zich waagt aan een gedeeltelijk fictief verslag over het jaar 1650 en de rol van Musch. Eerder deed A. Alberts dat in zijn prachtige novelle Een venster op het Buitenhof (1987). De taal van Alberts vindt ik mooier. Maar Van Tol is als historicus de vakman. Dat zeg ik niet alleen omdat Alberts abuisievelijk meent dat er een torentje op het huis van Musch zat. Het boek van Van Tol is voorzien van kaarten en namenlijsten. Het is gedetailleerd en spannend. Ik kijk met belangstelling uit naar de volgende twee delen.
Hopelijk geeft Van Tol die dan ook weer uit bij zijn eigen uitgeverij, Catullus. Dit boek, kennelijk een troetelkindje, is namelijk erg mooi uitgevoerd.
Op 26 mei wordt Musch officieel gepresenteerd tijdens het literatuurfestival Letteren op Loevestein (kaarten verkrijgbaar via www.letterenoploevestein.nl). Slot Loevestein (u weet wel van die boekenkist en Hugo de Groot) is een goede plaats om dit boek officieel te lanceren. De vader van Johan de Witt zat daar, als tegenstander van stadhouder Willem II, gevangen in het jaar 1650.
Musch, het eerste deel van wat uiteindelijk een trilogie zal worden, beschrijft het leven van twee personen waarvan de ene zijn dieptepunt, en de andere een hoogtepunt beleefde in de tweede helft van het jaar 1650, toen een poging gedaan werd om een staatsgreep te plegen op Amsterdam. Johan de Witt is de jongste, zeer schrandere zoon van Jacob de Witt. Het liefst wil hij zich aan de wiskunde wijden maar het lot beschikt daar anders over en maakt van hem een advocaat en later pensionaris. Cornelis Musch was een corrupte griffier die zichzelf op schandalige wijze verrijkte tot hij zelfs de toorn van de prins van Oranje over zich kreeg.
De gebeurtenissen die in het boek beschreven worden, zijn historisch correct en zijn de geschiedenis ingegaan als ‘de aanslag op Amsterdam’. De Nederlanden vormden een republiek die uit zeven provincies bestond. Prins Willem II van Oranje beval de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz om Amsterdam in te nemen om de macht van de Hollanders in de republiek te breken. De opzet was om Amsterdam bij het krieken van de dag te overrompelen, maar het grootste deel van de soldaten verdwaalde ‘s nachts omwille van hevige regen. Alhoewel de prins kort na de mislukte aanval overleed aan de pokken, sleurde zijn mislukking toch heel wat vooraanstaande notabelen mee. Een ervan was Cornelius Musch, die onder mysterieuze omstandigheden overleed, naar verluidt door zelfmoord.
Auteur Jean-Marc van Tol (1967) heeft deze historie herschreven als een nagelaten schrift door Cornelius Musch zelf, gecombineerd met verslagen van getuigen. Johan de Witt is een van deze getuigen, ook al komt hij niet in aanraking met Musch. Datgene waar hij mee te maken krijgt, geeft echter wel een andere dimensie aan deze geschiedenis die het boek erg vervolledigt. Bovendien draait de trilogie uiteindelijk om hem, zoals blijkt uit het nawoord van de auteur.
De auteur maakt met dit boek een onverwachte wending in zijn carrière. Als tekenaar en cartoonist, onder andere van Fokke en Sukke, staat hij niet meteen bekend als schrijver, noch als historicus. Nochtans heeft hij een studie Nederlands, met specialisatie Middelnederlands, afgerond en mag hij zich historisch letterkundige noemen. Hij maakt deel uit van een groep historici die momenteel alle geschriften aangaande Johan de Witt ontsluit. Dat het van Tol menens is met deze trilogie, wordt ook bevestigd door de aandacht die eraan wordt besteed op de website die aan Johan de Witt gewijd is.
Vanzelfsprekend ligt de nadruk op het politieke spel en de intriges die aan de mislukte inname van Amsterdam vooraf gaan en erop volgen. De auteur heeft de belangrijkste personages echter voldoende persoonlijke achtergrond meegegeven zodat vermeden wordt dat dit een geschiedenisboek wordt dat alleen historici boeit. Dit is wel degelijk een roman, gebaseerd op ware feiten zoals ze door de protagonisten ooit zelf zijn neergeschreven, maar die door de auteur verder werden ingekleurd. Waar gaten zitten in wat ons is nagelaten, heeft de auteur zijn fantasie aan het werk gezet om ze te dichten. Hij heeft dialogen gecreëerd waar die er misschien nooit geweest zijn, heeft personen karakter en achtergrond gegeven, romances pit en intriges volume.
Van Tol heeft heel wat nevenpersonages in het boek opgenomen die allen een grote of kleinere rol speelden bij de gebeurtenissen. Zij doen verslag vanuit hun standpunt, en dat is niet altijd een klassieke vertelling maar gebeurt soms ook onder de vorm van een hekeldicht of een verstuurde brief. Die verschillende wijzen om tegen de gebeurtenissen aan te kijken, houden het boek afwisselend en fris. Johan de Witt spreekt tot de verbeelding. Dit bijzonder interessante en aantrekkelijk geschreven en vormgegeven boek zal daar alleen maar toe bijdragen. Jammer is wel dat het goud en zilver waarmee het wapen op de kaft ingekleurd is, tijdens het lezen afgaat op de handen. Na het lezen van dit boek blijft, enigszins symbolisch wel, vooral zwart over.
“Johan de Witt was de Barack Obama van zijn tijd”, durft Jean-Marc van Tol te stellen. “De machtigste man van Europa, een talentvolle, briljante geest, die in staat was andere mensen te overtuigen van zijn gelijk. Door de Engelsen werd hij King John genoemd, omdat hij een soort koning, minister-president en minister van Buitenlandse Zaken ineen was. Hij kon bijna niet van zijn troon worden gestoten.”
Van Tol heeft een trilogie nodig om uit te leggen hoe De Witt zo machtig kon worden en hoe hij uiteindelijk toch alles verloor. Het eerste deel is nu verschenen: een historische roman van ruim 500 bladzijden over het jaar 1650, een waterscheiding in het leven van De Witt. Getiteld Musch, omdat de toekomstige raadpensionaris op dat moment nog slechts een bijrol speelt in de geschiedenis.
Jean-Marc van Tol (1967) is bij het grote publiek vooral bekend van Fokke & Sukke, die hij in zijn studententijd bedacht met John Reid en Bastiaan Geleijnse. Toch hoeft een lijvige historische roman niet te verrassen. “We zijn alle drie afgestudeerd in een vakgebied. John is inmiddels de Rijdende Rechter en Bastiaan en ik zijn neerlandici. Eigenlijk kwam er door het succes van Fokke & Sukkeminder van mijn liefde voor historische bronnen en teksten. De laatste jaren ben ik die hobby weer wat gaan oppakken.”
Het begon te kriebelen doordat Van Tol meewerkt aan het digitaliseren en ontsluiten van de tienduizenden brieven van De Witt in het Nationaal Archief. “Ik zag al die brieven en dacht: ‘Ik ga hier iets mee doen’. Toen ben ik dit boek gaan schrijven.”
1650 zou een onverwacht keerpunt blijken in het prille bestaan van de Republiek en het leven van De Witt. De Tachtigjarige Oorlog was afgelopen en er ontstonden breuklijnen in het verenigde front van de Nederlanden. De zeven provinciën ruzieden over de toekomst en de Oranjes wedijverden met de regenten om de macht. De plotselinge dood van de 24-jarige stadhouder Willem II zou de balans laten doorslaan naar het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672), waarin De Witt snel carrière maakte.
“Het overlijden van Willem II is een omwenteling geweest in de geschiedenis van de Republiek”, legt Van Tol uit. “Als hij was blijven leven, was hij waarschijnlijk de eerste koning van Nederland geworden. Hij wilde samen met Frankrijk Spanje aanvallen, en dan was België bij Nederland gekomen. Als die oorlog was gewonnen, wilden ze Cromwell uit Engeland verdrijven om zijn zwager Karel II op de troon te zetten. Als Willem II was blijven leven, dan was hij de grootste prins van Europa geworden.”
Zijn overlijden veranderde alles. Zijn zoon werd acht dagen later geboren, dus een daadkrachtig opvolger ontbrak. De regenten die de prins had geschoffeerd (onder wie de vader van Johan de Witt) konden hun macht consolideren en de Oranjes op een zijspoor zetten. “Het is heel snel gegaan. De Oranjes zagen het niet eens aankomen. Ze dachten in het zadel te zitten en een maand later is alles weg.”
Het was een soort ‘House of Cards’.
Jean-Marc van Tol over zijn hoofdpersoon Cornelis Musch
Van Tol beschrijft de roerige periode door de ogen van Cornelis Musch, als griffier van de Staten-Generaal en adviseur van Willem II een van de machtigste mannen in het land. “Wie iets wilde bereiken in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kon niet om Musch heen”, typeert de schrijver hem. En rekestranten konden beter een zak met geld meenemen, want Musch stond bekend om zijn corruptie. “Het was een soort House of Cards, met Musch als chief whip. Hij wilde de adviseur van de koning worden, zodat hij ongezien alle macht naar zich toe kon trekken.”
“Musch is een fijn figuur, die je mooi kunt spiegelen met wat Johan de Witt niet was. Musch is corrupt, pakt smeergeld aan en probeert mensen op voor hem gunstige plekken te krijgen. De Witt stond bekend als onomkoopbaar. Er zijn van hem juist brieven dat hij een gans of een vat wijn krijgt en dat terugstuurt. Leuk om dat naast elkaar te zetten.”
‘Een literair spel’
Om dat op feiten gebaseerde verhaal te vertellen gebruikt Van Tol een opvallende hybride vorm: bestaande bronnen uit de 17e eeuw vult hij aan met zijn eigen teksten. “Het is een literair spel dat ik speel. Bijna alle brieven die erin staan zijn authentiek, ook de berijmde memoires van Jacob Cats zitten er vertaald in. En er komen pamfletten in voor, die kun je nog vinden op veilingen. Maar de dagboeken van graaf Willem Frederik heb ik gereconstrueerd. Die zijn ooit uitgegeven, maar het jaar 1650 ontbreekt. Ik heb aan de hand van die andere dagboeken nieuwe fragmenten gereconstrueerd. Het zijn zijn woorden, alleen dus wel naar mijn verhaal gekneed. En het Gedenkschrift van Cornelis Musch heeft helemaal nooit bestaan, dat heb ik zelf bedacht.”
Johan de WittPUBLIEK DOMEIN
Opvallend genoeg had Van Tol moeite zijn hoofdpersoon De Witt te benaderen, wiens verhaal in traditionele romanvorm wordt verteld. “Ik hou hem een beetje oppervlakkig. Je komt weinig te weten over zijn emotie, omdat ik dat ook werkelijk niet weet, zelfs niet na al die jaren dat ik met hem bezig ben”, erkent Van Tol.
“Hij heeft duizenden brieven geschreven, maar hij blijft altijd heel beleefd, vormelijk, weinig emotie. Johan praat altijd in de u-vorm, zelfs tegen zijn broer of kinderen. Ik vermoed dat hij heel goed doorhad dat zijn brieven werden meegelezen.”
Omdat het stadhouderschap was afgeschaft, was Johan de Witt (1625-1672) als raadpensionaris een van de invloedrijkste mannen uit de Gouden Eeuw. Onder zijn leiding werd Nederland een van de machtigste handelsstaten van Europa en werd grote concurrent Engeland afgetroefd in de Tocht naar Chatham.
Hij viel uit de gratie toen drie landen tegelijk de aanval openden op de Republiek in het rampjaar 1672. Samen met zijn broer Cornelis werd hij toen gelyncht in Den Haag. De regeerperiode en de val van De Witt zal Van Tol beschrijven in delen 2 en 3.
“Een vriend van mij stelde voor om meer in het boek te stoppen: laat hem verliefd worden, of domme studentendingen doen zoals een duel. Dat kun je doen als romanschrijver, maar daarvoor ben ik dan toch iets te veel wetenschapper. Dus heb ik ervoor gekozen hem een beetje blank te laten.”
“Ik veroorloof me enige vrijheid, maar het is altijd mijn bedoeling geweest om een versie van de werkelijkheid neer te zetten die heel dicht bij het echte verhaal komt”, redeneert Van Tol. “Ik wil dat lezers kunnen meedenken met de personages, en zelfs Musch niet meer helemaal als grote schurk kunnen zien. Je probeert de lezer te overtuigen van jouw inzichten. Dat is eigenlijk niet alleen wat romanschrijvers doen, maar ook historici. Iedere generatie schrijft zijn eigen geschiedenis.”
Het eerste exemplaar van Musch wordt vandaag overhandigd aan historicus Herman Pleij, tijdens het literaire festival Letteren op Loevestein.
Het Parool, zaterdag (26-05-’18): interview door Marjolijn de Cocq
Hofwijck, recensie van oud-conservator Koninklijke Bibliotheek Ad Leerintveld (maandag, 29-05-’18):
Musch
Het boek Musch waarmee Jean-Marc van Tol, bekend van zijn Fokke & Sukke-cartoons, debuteert, is van grote klasse. Op een vanzelfsprekende manier neemt hij de lezer van vandaag mee naar het jaar 1650 dat in de vaderlandse geschiedenisboeken vermeld staat om twee belangrijke historische gebeurtenissen rond de jonge Willem II, prins van Oranje-Nassau. Dat is in de eerste plaats de mislukte inname van Amsterdam door de prins, die in de vroege ochtend van 30 juli had moeten gebeuren en in de tweede plaats de plotselinge dood van de 24-jarige Willem II op 6 november 1650.
Beide gebeurtenissen bepalen het leven van Cornelis Musch (1593-1650), de corrupte griffier van de Staten-Generaal. Bij de aanslag op Amsterdam is Musch op het toppunt van zijn macht. Door omkoping, spionage, anoniem gepubliceerde roddels, nepnieuws en intimidatie is hij de belangrijkste man in Den Haag geworden. Hij is adviseur van de prins en heeft diens volledige vertrouwen. De aanval op Amsterdam komt uit zijn koker. Musch weet de prins ervan te overtuigen dat hij door Amsterdam bij verrassing in te nemen en zijn felste tegenstanders in de Staten van Holland op Loevestein gevangen te zetten, de macht van Holland kan inperken en zodoende de Staten -Generaal kan afhouden van een grote bezuiniging op het leger. Na de vrede van Münster was een groot leger in de ogen van Holland (en Amsterdam in het bijzonder) niet langer noodzakelijk. De prins dacht daar anders over. Zijn aanzien en macht waren gebaat bij een groot leger en een hervatting van de oorlog met Spanje (…)
De Fokke & Sukke-tekenaar debuteert met een historische roman over Johan de Witt. Alles draait om raadspensionaris Jacob Cats en zijn corrupte schoonzoon Cornelis Musch. Na een stroef begin komt het raderwerk in beweging.
Atte Jongstra
De lijvige roman Musch van Jean-Marc van Tol is een grootse onderneming. Het is daarbij de eerste aflevering van een nog ambitieuzer project: een trilogie over Johan de Witt, een van de belangrijkste staatslieden uit de Nederlandse historie. Musch volgt de trilogie-hoofdpersoon tot die wordt verheven tot raadpensionaris en daarmee tot de machtigste politicus van noordelijk Nederland. Eerder was dat griffier van de Staten-Generaal Cornelis Musch (1593-1650), een volstrekt corrupt man, formeel weinig beduidend, maar achter de schermen trok hij aan alle touwtjes. Tijdens dit ‘bewind’ van Musch is diens schoonvader, dichter/staatsman Jacob Cats raadpensionaris.
Het grote persoonlijke drama in dit deel is hun onderlinge strijd, leidend tot de ondergang van de griffier. Politiek drama is er ook volop: de machtsstrijd van de jonge Oranje-stadhouder Willem II met de stad Amsterdam en diens mislukte aanval op de stad. Jaar van handeling: 1650. Machinaties, machtswellust, geldzucht, domheid, verraad, liefde, veel intriges, Loeve-stein-detentie, familieverwikkelingen tot en met incest. Fascinerende stof.
Musch roept de vraag op: wat voor roman is dit? Het historische genre, uiteraard. Er is echter sprake van veel uiteenlopende figuren die zelf de verteller spelen, soms zelfs in dichtvorm (Cats als memoires-poëet). De vorm waarin Jean-Marc van Tol (1967) zijn stof presenteert wisselt zo ongeveer om het hoofdstuk. In de De Witt-passages zijn de beschrijvingen van Van Tol zelf, de Musch-stukken zijn fragmenten uit ‘verdwenen, echte memoires’ van de historische griffier, ook andere vertellers ‘herinneren zich’, van een enkeling zijn dagboekaantekeningen opgenomen.
Je zou Musch ‘historische fictie’ kunnen noemen, opgediend als een bundel archiefstukken, een ‘archiefroman’. Nu zijn archieven doorgaans een soort doolhof, en dat is Musch ook enigszins. Met name in de eerste tweehonderd pagina’s bekroop mij regelmatig het gevoel te verdwalen bijvoorbeeld in de vloed aan namen. Het duurt lang voor Musch zich ‘opent’, en bij de voortdurende wisselingen van het vertelperspectief zijn Van Tols wat stroeve stijl en een overmaat aan herhalingen niet zeer behulpzaam. Tot de helft heb je het gevoel ook als lezer aan een grootse onderneming te zijn begonnen, en doemt het beeld van de twee komende delen als overmacht dreigend op.
Maar dan gebeurt het wonder dat de dichter Bilderdijk ooit ‘de machine’ noemde: alle onderdelen raken verbonden, het gehele raderwerk komt in beweging. Hier zien we in literair historicus Van Tol de schrijver opstaan, in de lezer komt de liefhebber overeind: we raken meegesleept, het genieten begint. Musch’ chantage van schoonvader Cats, de wraak die diens dochter neemt op haar kille echtgenoot, de kunstigheid waarmee de verhaalstof is gerangschikt (het woord ‘meesterlijk’ past hier), de slimme manier waarop Van Tol laat zien hoe alles en iedereen door geld worden geleid, de rol van het weer op de geschiedenis. Een van het toenemend aantal hoogtepunten is het gesprek tussen Musch en de Franse ambassadeur, tijdens een diner. Snijdende opmerkingen die terloopsheid wordt verleend door regels als: ‘Brasset nam zijn mes en prikte wat in de wortelen op zijn bord, alsof hij wilde kijken of ze gaar waren.’
Musch eindigt met de ondergang van het titelpersonage. Het volgende deel is al aangekondigd: Buat, naar de naam van de Oranjeklant die prins Willem III later zou bijstaan in diens machtsstrijd met De Witt, wat hem letterlijk de kop kostte. Als het niet zo flauw klonk (Buats beul heette Hals) zou je zeggen: we kijken er reikhalzend naar uit.