“De dood boezemt me geen angst in. De Bijbel zegt al: gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren. Ik kan het nu wel bekennen: ik geloof in hel noch hemel. Er is geen hiernamaals. Ik besef dat dit vreemd klinkt uit de mond van de man wiens naam op de eerste bladzijde van elke bijbel staat. Daar ik als griffier der Staten-Generaal de Statenvertaling in ontvangst nam, staat mijn handtekening op het titelblad. Mijn naam is daardoor voor iedere rechtschapen gelovige onlosmakelijk verbonden met het Woord Gods.”
Uit: Musch, p. 21
Omdat de Staten-Generaal de opdrachtgever was van de vernieuwde Statenvertaling, werd de Bijbel van 1637 voorzien van een acte van autorisatie.
Bij toerbeurt leveren de provincies – uit hun afgevaardigden – een weeklang een president van de vergadering van de Staten-Generaal. Bij een van deze keren – op 29 juli 1637 – valt het samen met de goedkeuring van de acte van autorisatie van de zogenoemde Statenvertaling van de Bijbel. Adriaen Ploos van Amstel, als president, en Cornelis Musch, als secretaris van de Staten-Generaal, ondertekenen die acte. Tot in de 20e eeuw werd deze acte voorin de Bijbel afgedrukt. [Bron]
Het blijft bijzonder dat juist een volledig corrupte griffier de acte van autorisatie ondertekende. Bij het diepgelovige inwoners van de Republiek moet de naam Musch daardoor verbonden zijn geweest met de Waarachtigheid en Goedheid Godes.