In aansluiting op de Omroep Max-documentaire over de Grand Tour van de gebroeders De Witt, onderneemt het Johan de Witt team een gedeelte van de reis die niet in de documentaire is opgenomen. Tijdens een driedaagse reis van 6 t/m 8 september 2024 reconstrueren we de route die de broers aflegden van Rennes naar Evreux van 26 april t/m 10 mei 1647, met een verslag vol foto’s, video’s, dagboekfragmenten en afbeeldingen.
De eerste dag van onze petit tour in navolging van de gebroeders De Witt begint eigenlijk al een dag eerder. Om op 6 september op tijd te kunnen vertrekken, zijn we op de 5e al in Rennes aangekomen. Johan en Cornelis de Witt blijven langer in Rennes, ze pauzeren er van 26 tot 28 april 1647 en geven er 13 gulden uit volgens hun kasboek. Ze zijn dan al 1,5 jaar onderweg en hebben ze kort daarvoor voor de tweede keer Nantes, Angers en enkele Loire steden aangedaan. De afstand tussen Rennes en Saint-Malo bedraagt ongeveer 60 kilometer. De broers hebben dit in twee etappes gereisd, wij doen er een kleine middag over.
Rennes
Rennes is de hoofdstad van Bretagne en bestaat al sinds de Gallo-Romeinse tijd. Vanaf 1561 zetelt het Parlement van Bretagne er. Het ‘nieuwe’ gebouw kunnen Johan en Cornelis alleen in aanbouw hebben gezien, want het werd pas in 1655 in gebruik genomen. In Rennes woedde in de 18e eeuw een grote brand die veel van de houten bouwwerken verwoestte. Ook in de Tweede Wereldoorlog werd de stad zwaar gebombardeerd.
De broers verbleven in het Hôtel À l’Écu op nummer 5 van de rue du Chapître. Hoewel het niet meer als hotel functioneert, staat het gebouw er nog steeds. Dit voormalige Hôtel de l’Escu de Runfao met zijn kleurrijke vakwerkgevel, werd gebouwd in de 17e eeuw.
De Nôtre-Dame-en-Saint-Mélaine dateert oorspronkelijk uit de 11e eeuw en herbouwd in de 14e eeuw, is een mix van romaanse en gotische stijlen met een neoklassieke klokkentoren. In de 17e eeuw, toen de gebroeders De Witt deze abdijkerk ongetwijfeld hebben bezichtigd, werd de kerk beïnvloed door de Mauristen, een hervormde groep benedictijnen die streefde naar striktere kloosterdiscipline en wetenschappelijke ontwikkeling.
Toen de gebroeders Johan en Cornelis de Witt door de oude stad ‘Vieux Rennes’ wandelden, was dit al een levendig centrum met iconische vakwerkhuizen en historische gebouwen.
Wij verblijven in Hôtel Lanjuinais, een boutique hotel ietsje verderop.
Hédé-Bazouges
Na Rennes reizen we de broers 33 kilometer achterna naar Hédé-Bazouges. Het stadje staat tegenwoordig bekend om de elf sluizen in het door Napoleon in 1804 aangelegde kanaal van Ille-et-Rance, dat Rennes met Saint-Malo verbindt.
In dit dorpje dat 25 kilometer van Rennes ligt gaan we naar restaurant ‘La Petite Porte’. Dit was het hotel waar Johan en Cornelis hebben overnacht en dat vroeger À l’Écu heette, de kosten daarvan bedroegen 3 gulden en 15 cent. Wij lunchen er.
La Roche aux Fées
We vervolgen onze weg en bekijken het prehistorische La Roche aux Fées, verstopt in het bos van Mesnil. In Bretagne en Normandië zijn overal talrijke prehistorische monumenten zoals dolmens en menhirs, daterend uit de neolithische periode. Deze megalithische structuren, meer dan 5.000 jaar oud, getuigen van een rijke, oude beschaving. De broers vermelden ze niet in hun journaal, maar ze zullen ongetwijfeld dolmens zijn tegengekomen, zoals La Roche aux Fées. Dit is een 14 meter lange, 2,3 meter brede en 1,3 meter hoge grafkamer, opgebouwd uit 41 stenen, met acht dekstenen. Het monument dankt zijn naam aan een steen met vier cilindervormige gravures die volgens experts twee paar borsten voorstellen.
In Engeland zullen de broers overigens het megalithische Stonehenge bezoeken, toen ook al een toeristische trekpleister.
Châteauneuf-d’Ille-et-Vilaine
Net als de broers doen we Châteauneuf-d’Ille-et-Vilaine even aan.
Dit 13 kilometer verderop gelegen plaatsje wordt door de broers aangedaan om te lunchen voor 2 gulden en 15 stuivers. Het kasteel doet luguber en spookachtig aan. Het is privé-eigendom en we kunnen het niet bezoeken. Toen de broers het zagen, diende het als fort.
Wat we wel mogen bezoeken, is de ernaast gelegen Église Saint Nicolas waarvan de parochie al in 1181 wordt vermeld. De koster wordt gehaald om de deur voor ons open te maken, en we nemen een kijkje.
Saint-Malo
We reizen nog een kwartiertje door naar Saint-Malo, het Bretonse havenstadje, waar Johan en Cornelis van 29 april tot 2 mei 1647 zullen verblijven.
Op 29 april 1647 arriveren Johan en Cornelis in Saint-Malo. Hier verblijven zij vier dagen; ze zullen er 16 gulden en 10 stuivers besteden. Behalve hun uitgaven aan verblijfskosten, schaffen ze voor 1 gulden een ‘oogwaterken’ aan en geven ze geld uit aan de barbier en aan de wasvrouw. De broers overnachten ‘À la Harpe’, maar verder geven ze niet aan welke plekken zij hebben bezocht. Veel van wat ze gezien hebben, bestaat ook niet meer. Een groot deel van de stad is in 1661 na een grote brand vergaan. Het straatbeeld van voor 1661 werd daarna nagebouwd, waarbij graniet werd gebruikt. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg Saint-Malo veel te verduren, tachtig procent van de binnenstad werd verwoest. Wij bezoeken dus niet dezelfde stad als de gebroeders De Witt, al gaat het om een vrij goede kopie.
Het is het eerste wat je ziet als je richting Saint-Malo gaat, zijn de stadsmuren, oftewel ‘Les Ramparts’. Het oude stadscentrum wordt omringd door een stadsverdediging van ongeveer twee kilometer lang. Deze wallen werden gebouwd tussen de twaalfde en achttiende eeuw. Na de brand van 1661 is de stadsmuur grondig aangepakt, waarbij nieuwe bastions en torens werden gebouwd. Tegenwoordig raden veel reisgidsen aan om een wandeling over de stadsmuren te maken. Zouden Johan en Cornelis dat tijdens hun verblijf in Saint-Malo ook hebben gedaan? Wij in ieder geval wel en we maken een prachtige avondwandeling terwijl de vloed opkomt.
Aan de kant van het Château de la Duchesse Anne, gebouwd door de hertogen van Bretagne, komen we net als Johan en Cornelis destijds, via een grote toegangspoort het oude stadscentrum binnen. Dit stadsdeel wordt Intra Muros of ‘binnen de muren’ genoemd. Het centrum bestaat uit smalle straatjes en steegjes met veel oude gebouwen. Het grootste deel is gebouwd na 1661, na de allesverwoestende brand. Als Johan en Cornelis hier verblijven, bestaat de stad voornamelijk uit houten gebouwen.
De Saint-Vincent-de-Saragosse is een van de oudste gebouwen van Saint-Malo, gelegen in het hart van Intra Muros. Deze kathedraal werd vanaf de 12e eeuw gebouwd, en Johan en Cornelis kunnen tijdens hun verblijf de recent voltooide reconstructie van het noordelijke deel uit 1607 bewonderen. Hoewel de kathedraal de brand van 1661 grotendeels overleefde, werd ze tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd en daarna volledig gerestaureerd in originele staat.
We zoeken de rue de la Harpe op, een klein straatje in de binnenstad. Aangezien de broers in Saint-Malo in een hotel met de naam ‘La Harpe’ verblijven, is het heel goed mogelijk dat dit zich in dit straatje bevond. We gaan er om de hoek cider drinken en crêpes eten, een niet te missen onderdeel van de Bretonse keuken.
Hotel Kyriad Saint Malo centre Plage is de locatie waar wij een nachtje zullen blijven. Het grenst pal aan de Atlantische Oceaan. Het is nog eb en we maken van de gelegenheid gebruik om pootje te baden en een lange strandwandeling te maken. ’s Avonds bij terugkomst is het vloed geworden en klotst het zeewater tegen de muren van het terras van ons hotel.
Wordt binnenkort vervolgd met het verslag van dag 2 van onze petit tour: van Saint-Malo naar Caen.