[3 maart 1646]: Tegens den middach gearriveert te Lodun, log. ‘Au Trois Roys’. Alhier hebben gesien een vrouwe dewelke den duyvel door de handt uytgejaecht was, ende stondt noch daerop geschreven, gelijck of het medt een spelle daerin geschrapt was: ‘Jesu, Maria, Joseph, F.D. Salles’[1]
Dat schreef Johan de Witt in het reisjournaal dat hij bijhield toen hij met zijn broer op Cornelis een ‘grand tour’, oftewel een rondreis, door Frankrijk maakte. De vrouw die zij in Loudun (Nouvelle-Aquitaine, Frankrijk) zagen was Jeanne des Anges (1602-1665), een Ursulinen non, die vooral bekend werd als de hoofdpersoon in de zaak rondom de ‘bezetenen van Loudun’ in 1632.[2] Jeanne de Belcier nam als jong meisje de naam Jeanne des Anges aan toen zij toetrad tot de orde van de Ursulinen. Zij werd, vermoedelijk vanwege haar hoge afkomst, al snel bevorderd tot moeder-overste van het nieuwe Ursulinen klooster in Loudun. Daar maakte zij kennis met de invloedrijke jezuïet Urbain Grandier (1590-1634), van wie zij al snel in de ban raakte. Als ze hem niet zag, verlangde ze vurig naar hem en ze kon zich niet beheersen erotische gedachten over hem te koesteren, zo schreef zij in haar autobiografie.[3]
Ook de andere 27 nonnen begonnen te klagen over nachtelijke bezoeken van demonische geesten, die zij in de vorm van onder andere Grandier zagen rondwaren. Wellicht ingegeven door wraak, omdat Grandier had geweigerd spiritueel leider van Jeannes klooster te worden, beweerden Jeanne en haar nonnen tijdens de publieke duiveluitdrijvingen dat het vader Grandier was die de duivel had aangespoord bezit van hen te nemen. Grandier had echter ook een politiek conflict over de vernietiging van het kasteel van Loudun, waarbij een machtige vijand, kardinaal Richelieu, zijn kans greep.[4] Hij liet ervoor zorgen dat Grandier werd veroordeeld voor hekserij, waardoor hij zijn leven op 18 augustus 1634 op de brandstapel eindigde.
Na Grandiers dood bleef Jeanne bezeten; ze had een pseudo-zwangerschap en deed zelfs twee zelfmoordpogingen. Jeanne zou bezeten zijn door zeven demonen, waarvan er vier in 1634 door exorcisme werden uitgedreven. Daarna werd de hulp van de jezuïet-exorcist Jean-Joseph Surin (1600-1665) ingeroepen. Hij kreeg het voor elkaar nog twee demonen uit te drijven, waarbij ook Jeannes nachthemd gezalfd werd door de Heilige Jozef en op haar linkerhand zijn naam verscheen. Na het uitdrijven van de laatste duivel, Behemot, verschenen in 1637 ook de namen van Jezus, Maria en Franciscus de Sales op Jeannes hand. De laatste was een heilige die vaak werd aangeroepen bij duiveluitdrijvingen bij vrouwen. Uit dankbaarheid voor haar genezing ondernam Jeanne daarna een pelgrimstocht naar de tombe van de heilige Franciscus in Annecy. Onderweg bezocht ze eerst kardinaal Richelieu en de koning en koningin van Frankrijk. Jeannes gestigmatiseerde hand en nachthemd werden overal waar zij kwam onderwerp van aanbidding. In 1644 schreef ze een autobiografie, gemodelleerd naar het leven van de Heilige Theresa,[5] en ook correspondeerde zij veel met de mystici van haar tijd.
Toen Johan en Cornelis zich in 1646 aan Jeanne des Anges vergaapten was zij dus al verlost van haar zeven duivels. Wel kreeg zij nu vaak bezoek van een beschermengel, die zij beschreef als een jongeman met lang blond krullend haar. Deze zorgde ervoor dat de inscripties op haar hand regelmatig werden vernieuwd en hij voorzag haar van openbaringen en advies, ook voor derden, die haar dan vragen konden laten stellen.[6] Na haar dood werd Jeannes hoofd samen met haar miraculeuze nachthemd apart bewaard in een glazen kistje, maar deze relieken zijn na de Franse Revolutie verdwenen. Het was Jeannes vurige wens om heilig verklaard te worden verklaard, maar dat is nooit gebeurd.
Ramptoerisme
Jeanne des Anges was in haar eigen tijd een fenomeen, duizenden mensen kwamen op de verhalen over de duivelsuitdrijving in Loudun af om zelf een kijkje te nemen. Ook de Engelse toneelschrijver Thomas Killigrew (1612-1683) bezocht Jeanne en haar nonnen in Loudun, waar hij in 1635 getuige was van verschillende duivelsuitdrijvingen:
Upon Thursday morning last … we went to the Monastery of the Nunns that were possest … were we saw a frier & one of the possest at exorcism, when we came we found her in her fitt, layed upon the ground raging madd … The priest … stood treading on her brest, & holding the Host over her commaunding the Devill to worship it, calling him Dog, Serpent & other names, but I saw in her noe obedience … .[7]
Constantijn Huygens junior (1628-1697) had in 1649 minder geluk: ‘… maer komende voor het gat dat sij gewent is de handt deur te steken, quam er een nonne en sey dat sij niet wel te pas was’.[8] Arnout Hellemans Hooft, zoon van Pieter Corneliszoon Hooft, bezocht Jeanne des Anges ruim zes jaar later na Johan en Cornelis, op 24 augustus 1651, en ook toen vertoonde zij nog de stigmata. Hij noteerde in zijn reisjournaal: ‘en de handt van die non gesien, daer men seydt dat de duyvel dit opgeschreven heeft: Jesus, Maria, Joseph, S. Franciscus’.
Media
In de 19e en de 20e eeuw was Jeanne vooral onderwerp van medische studies, waarin zij vaak werd afgeschilderd als hysterisch. Het verhaal van Jeanne des Anges heeft zeer tot de verbeelding gesproken, zelfs in stripvorm.
Aldous Huxley schreef in 1952 The Devils of Loudun dat in 1960 door John Whiting werd omgewerkt tot het toneelstuk The Devils en in 1971 tot een film, geregisseerd door Ken Russell met Vanessa Redgrave en Oliver Reed in de hoofdrol. Al eerder, in 1961, maakte Jerzy Kawalerowicz de speelfilm Mère Jeanne des Anges. Ook in de muziek is het als onderwerp gebruikt, zo heeft Krysztof Penderecki in 1969 een opera gecomponeerd met de titel Die Teufel von Loudun. Penderecki, die op de dag van het schrijven van dit blog op 86-jarige leeftijd overleed, schreef en dirigeerde ook de filmmuziek voor onder meer The Exorcist. De death metal muziek-scene is eveneens door de duivelsuitdrijvingen in Loudun geïnspireerd, luister bijvoorbeeld eens naar: Grandier’s Funeral Pyre door Elvenking, of Devils door Inkubus Sukkubus, of het hele album Covenant van Morbid Angel. En natuurlijk veel studies, zie ook de annotatie, met sensationele omslagen als die hieronder van Michel Carmona.
Grand Tour
Terug naar Johan en Cornelis. Hoe kwamen de broers, rechtgeaarde calvinisten als zij waren, erbij om Jeanne des Anges te bezoeken? Zoals al vermeld was Loudun met zijn duiveluitdrijvingen een ware toeristische attractie, die ook in de reisgidsen uit die tijd werd aanbevolen. Zo staat er in Le Fidèle conducteur pour le Voyage de France:
Les diables de Lodun ont donné de l’exercice en nostre temps aux religieuses possedées, aux eccliastiques qui les exorcisoient, & à la curiosité des peuples, qui acccouroient de tous les endroits de la France, pour contempler ces spectacles, des esprits malins sous un habit & dans ce corps de piété.[9]
Dit was overigens niet de enige katholieke trekpleister die de broers tijdens hun grand tour door Frankrijk bezochten. Zo bezichtigden ze veel kerken, kathedralen en bedevaartsplaatsen en zagen ze relieken als stukken hout van het Kruis en bloed van Christus, een van de penningen die Judas ontving, haar van de Heilige Maagd, baardhaar van apostel Paulus, en de hoofden van de Heilige Martha, Lazarus, Sint Victor en Maria Magdalena. Dit en nog veel meer is te vinden in de digitale versie van de grand tour van de gebroeders De Witt op Google Maps, waarop de route die zij aflegden is gevisualiseerd. Daar zijn ook verschillende markeringen op aangebracht waar data, afbeeldingen en De Witts journaalnotities terug te vinden zijn.
Binnenkort verschijnt de bloemlezing Johan de Witt en Frankrijk waarin ook aandacht wordt besteed aan de rondreis door Frankrijk.
Ineke Huysman (met dank aan Sarah Ferber, Janneke Groen, Alan Moss en Jean-Marc van Tol), 29 maart 2020
[1] Nationaal Archief, 3.20.66.01 De Witt Beijerman, 1.
[2] Zie ook: Sarah Ferber, Demonic Possession and Exorcism: In Early Modern France (2004) 135-146; Nicole Pellegrin, Jeanne de Belcier (2014) http://siefar.org/dictionnaire/fr/Jeanne_de_Belcier.
[3] Jeanne des Anges, Autobiographie (1644), voor het eerst gepubliceerd in 1886.
[4] Ferber, Demonic Possession and Exorcism, 136-137.
[5] Idem, 142.
[6] Jeanne des Anges, Autobiographie, 183.
[7] J. Lough en D.E.L. Crane, ‘Thomas Killigrew and the possessed nuns of Loudun: the text of a letter of 1635’ in: Durham University Journal, vol. 78, 2 (1986) 262-264.
[8] Constantijn Huygens junior, Journalen, derde deel (1888) 117.
[9] Le Fidèle conducteur pour le Voyage de France (1654) 208.