‘Die bal was in!!’ Is het voor te stellen, de toekomstige stadhouder-koning Willem III die zich met een verhit, rood hoofd à la John McEnroe woedend richt tot Johan de Witt aan de andere kant van het net? De raadpensionaris zwijgt, koel als Björn Borg, het lange krullende haar in toom gehouden door een brede haarband.
Het zal er in werkelijkheid veel beleefder aan toe zijn gegaan, maar getennist is er echt: in december 1666.[1] We weten dit uit een brief van Godefroi comte d’Estrades, op dat moment extraordinaris ambassadeur van Frankrijk in de Republiek, aan Hugues de Lionne, de Franse minister van Buitenlandse Zaken.[2] D’Estrades schrijft Lionne dat hij eerst toeschouwer was bij de partij tussen De Witt en de Prins, maar dat zij hem na afloop van hun match uitnodigden mee te spelen. Over het tennistalent van De Witt en Willem hoeven we ons geen illusies te maken. Als we de toen bijna zestigjarige d’Estrades moeten geloven, won hij zes partijen op zijn sloffen. Of nee, die had hij niet aangetrokken: ‘sans me deshabiller nî prendre des chaussons’. En dat terwijl zijn laatste partij tennis van dertig jaar terug dateerde!
Helaas vermeldt de ambassadeur niet waar de partij zich afspeelde. Het zal op een van de vijf kaatsbanen zijn geweest die Den Haag toen rijk was, ofwel op Honselaarsdijk, waar zich sinds 1648 ook een baan bevond.[3] Hoewel we tegenwoordig bij kaatsen denken aan het spel dat nog in Friesland fanatiek wordt beoefend, gaat het hier ongetwijfeld om kaatsen met een racket, een voorloper van het huidige tennis. D’Estrades heeft het over ‘une partie de paume’. De Franse benaming van het spel was jeu de paume, aangezien in de middeleeuwse begindagen van het spel de bal met de vlakke hand werd geslagen. In de zestiende eeuw kwam het racket in zwang. Aan de overkant van het Kanaal duidden de Engelsen het spel al aan met het ons bekender in de oren klinkende ‘tennys’.
Willem III stond met zijn tennisactiviteiten in een eerbiedwaardige familietraditie: Willem de Zwijger, Maurits, Frederik Hendrik en Willem II, allen hadden zij het racket gehanteerd. Frederik Hendrik is (hoogstwaarschijnlijk) zelfs in actieve tennishouding vereeuwigd door Adriaan van de Venne in 1626.[4]
Samen tennissen was niet het enige dat De Witt en de Prins zouden doen. Bij het grote banket dat in februari 1668 werd gehouden om de sluiting van de Triple Alliantie tussen de Republiek, Engeland en Zweden te vieren, openden zij de dans. Spoedig zou het een Dance Macabre worden…
Meer over de verhouding tussen De Witt en Willem III in de bundel Johan de Witt en het Rampjaar.
Ronald Sluijter, 28 januari 2022
[1] Cees de Bondt, ‘Heeft yemant lust met bal, of met reket te spelen …? Tennis in Nederland tussen 1500 en 1800 (Hilversum 1993) 89 meent in 1668. Hij ontleent dit aan N. Japikse, Prins Willem III. De Stadhouder-Koning I (Amsterdam 1930) 135, waar dit jaartal echter niet direct betrekking heeft op de tenniswedstrijd. Uiteraard hoeft het niet bij deze partij gebleven te zijn.
[2] Godefroi d’Estrades, Lettres, mémoires et négociations de monsieur le Comte d’Estrade […] 4 (Londen 1743) 645. De brief is van 30 december 1666.
[3] De Bondt, 161. De Bondt, 89 meent dat het Hof te Dieren een aannemelijke locatie voor het treffen tussen De Witt en de Prins was, maar het is onwaarschijnlijk dat De Witt daarheen is gereisd.
[4] De Bondt, 83-90.