Na het succes van Johan de Witt en Engeland en Johan de Witt en Frankrijk zal er in 2022 een vervolg verschijnen. Dan is het 350 jaar geleden dat het Rampjaar plaatsvond en het nieuwe boek krijgt dan ook de toepasselijke titel Johan de Witt en het Rampjaar 1672. Om een indruk te geven van wat men kan verwachten van deze nieuwste publicatie, volgt hier alvast een voorproefje.
In het boek Johan de Witt en Frankrijk kwam Christiaan Constantijn Rumpf (1633-1706) al enkele keren voorbij.[1] Ook in het nog te verschijnen boek zal er worden stilgestaan bij een brief van deze Staatse diplomaat. Tijdens het onderzoek van de aan mij toegewezen brief stuitte ik op een zeer interessant verhaal over een specifieke gebeurtenis die plaatsvond in Parijs. Er was niet genoeg ruimte om deze geschiedenis uitgebreid te verwerken in mijn bijdrage voor het boek Johan de Witt en het Rampjaar. Daarom is in deze blog meer te lezen over de verstandhouding tussen de predikant van de Staatse ambassadekapel in Parijs, Michael de Hertoghe (ca. 1633-1701) en de Nederlandse gezant in Parijs ten tijde van het Rampjaar, Christiaan Constantijn Rumpf.
Door het vertrek van Pieter de Groot in maart 1672 was Johan de Witt in deze roerige tijd voor informatie vanuit Frankrijk afhankelijk van Rumpf.[2] Naast alle oorlogsberichten vernam de raadpensionaris uit Rumpfs brieven dat de ambassadekapel in Parijs werd gesloten. Er stond echter niet bij waarom. In het journaal dat Rumpf dagelijks bijhield in Parijs is hierover meer te vinden.[3] Deze bron biedt een schat aan informatie voor historici die onderzoek doen naar het leven van Staatse diplomaten, het dagelijkse leven in Parijs en natuurlijk over het Rampjaar.
De afgelopen maanden heb ik veelvuldig gewerkt met het journaal van Rumpf in Transkribus.[4] Deze software maakt het mogelijk historische handgeschreven documenten automatisch te transcriberen en te ontcijferen. Nadat ik eerst vijftig bladzijden zelf had getranscribeerd, heb ik een tekstherkenningsmodel getraind. Dit model heb ik verbeterd, nogmaals getraind en vervolgens toegepast op de rest van het document. Zo worden geschreven historische documenten eenvoudiger leesbaar en bovendien op specifieke woorden doorzoekbaar. Voor dit onderzoek zocht ik bijvoorbeeld op de termen ‘predikant’ en ‘Hertoghe’, waarna ik direct alle relevante bladzijdes in beeld kreeg. Op deze manier kreeg dit onderzoek naar de sluiting van de Staatse ambassadekapel in Parijs zijn vorm.
Michael de Hertoghe en de Staatskapel
In een land waar het katholicisme de officiële godsdienst was, bekleedde de Staatse ambassadekapel een belangrijke functie voor (Nederlandse) protestanten die in Frankrijk woonachtig waren. Elke zondag en tijdens religieuze feestdagen werd een bijeenkomst gehouden in een ruimte van het Staatse ambassadegebouw dat dienstdeed als kapel.[5] In de tijd waarin dit verhaal zich afspeelde, was Michael de Hertoghe de predikant van deze kapel. Na het overlijden van ambassadeur Willem Boreel was de verwachting dat De Hertoghe moest terugkeren naar de Republiek, omdat er niet direct een nieuwe ambassadeur werd aangesteld.[6] Op verzoek van de protestantse gemeente in Parijs, daarbij krachtig gesteund door secretaris Rumpf, werd aan de Staten-Generaal gevraagd of de predikant mocht aanblijven.[7] De hoogmogende heren gingen hiermee akkoord, op voorwaarde dat de predikant tijdelijk bij Rumpf ging inwonen aan de Rue Saint-Dominique.[8] Voor het onderhoud van de predikant kreeg Rumpf een jaarlijkse tegemoetkoming van vijfhonderd gulden. Toen De Groot in 1670 in Parijs arriveerde, moest de predikant ergens anders zijn intrek nemen, maar na het vertrek van De Groot op 23 maart 1672, kwam De Hertoghe weer bij Rumpf inwonen. Ditmaal aan de Rue de l’Université.[9] Het wilde alleen niet boteren tussen de predikant en de secretaris. Waar Rumpf zich in eerste instantie hard had gemaakt voor de positie van De Hertoghe, zou hij daar later spijt van krijgen.
In de tijd dat De Hertoghe bij Rumpf inwoonde, deed eerstgenoemde de Staten-Generaal geloven alsof de secretaris hem oneerlijk behandelde. En dat terwijl Rumpf met zijn eigen vermogen de predikant onderhield, omdat de uitbetaling van eerdergenoemde vergoeding niet op tijd werd voldaan.[10] Hoewel hij zijn aanstelling voor een aanzienlijk deel te danken had aan Rumpf, toonde de De Hertoghe zich weinig dankbaar. Over het karakter van de predikant schreef Rumpf in zijn journaal dat hij ‘van humeur particulier en eygesinnigh’ was. Daar kwam nog bij dat zijn preken ‘aenstotelijck’ werden gevonden door zijn toehoorders. In zijn slotgebed op 24 april 1672 had de predikant gebeden dat God ‘den Raedt van haere Ho.Mo. vijanden soude gelieven te niet ende te schande te maecken als die van Achitopel’.[11]
Om deze uitspraak te begrijpen moeten we teruggrijpen naar het Oude Testament. In het tweede boek van Samuel staat het verhaal van Achitofel. Deze was een adviseur van koning David, maar sloot zich later aan bij Absalom, een zoon van David, die door een staatsgreep aan de macht wilde komen. Toen Achitofel merkte dat er niets met zijn adviezen werd gedaan en inzag dat hij nooit vergeven zou worden voor zijn verraad, besloot hij zichzelf van het leven te beroven. Achitofel staat dan ook synoniem voor een onbetrouwbare adviseur. In de Christelijke typologie wordt het verraad van Achitofel ook geïnterpreteerd als een antitype of een voorafschaduwing van het verraad van Judas Iskariot, die ook zelfmoord pleegde nadat hij Jezus had verraden. De vergelijking die De Hertoghe maakte tussen de vijanden van de Republiek (lees: Frankrijk) en Achitofel zorgde logischerwijs voor veel boosheid in Parijs. De Hertoghe moest zich in het vervolg tijdens zijn predicatie gematigder opstellen ten aanzien van de Fransen en de Rooms-Katholieken in het algemeen, anders zou de ambassadekapel gesloten worden.[12] Rumpfs voorgangers Willem Boreel en Pieter de Groot hadden de predikant al menigmaal aangemaand om wat ‘moderater’ te zijn in zijn preken en gebeden, maar blijkbaar tevergeefs.[13] Niet veel later escaleerde de situatie volledig.
Escalatie
Twee Franciscaner monniken, die hun klooster in Basse-Normandië waren ontvlucht en op weg waren naar de Republiek, klopten op de deur van de Staatse ambassade en vroegen om geld en onderdak. Zij hadden in Normandië al contact gehad met François De Civiele, heer De La Ferté , een schoonzoon van Constantia Boudaen, die weer een persoonlijke vriendin was van De Hertoghe.[14] De Civiele wist de monniken te verzekeren dat Rumpf hen wel zou willen helpen. De monniken verlangden achttien Louis d’or. Twaalf daarvan zouden ze gebruiken voor het aanschaffen van nieuwe kleren, want ze liepen nog steeds rond in hun kloosterlijk gewaad. De overige zes zouden ze gebruiken voor het bekostigen van hun reis naar de Republiek. Rumpf vond dit bedrag (omgerekend ongeveer 172 gulden) veel te hoog.[15] Ter vergelijking: in zijn journaal schrijft de gezant over een arme oude schipper genaamd Philips, die moest leven van slechts veertig à vijftig stuivers die hij wekelijks ontving uit de kerkfondsen.[16] Rumpf weigerde dan ook pertinent om zo’n substantiële geldsom te geven aan twee vreemdelingen. Hij bood ze verder geen onderdak uit angst voor Franse repercussies. De secretaris was dan ook met stomheid geslagen toen de monniken de volgende dag tijdens een onverwachte huiszoeking werden aangetroffen in de kamer van de predikant. Dat was voor de Fransen de druppel. Waar Rumpf eerst was toegezegd dat het prediken tot zes maanden na het uitbreken van de oorlog kon worden voortgezet, kreeg hij op 1 juni van secretaris Nicolas-Joseph Foucault te horen dat de kapel dicht moest.[17] De Fransman deelde hem verder mede dat de Staatse predikant kon rekenen op onheuse bejegeningen op straat of zelfs een gevangenisstraf wanneer het verbod geschonden zou worden en het openbaar prediken werd voortgezet.[18]
Uit een brief van 3 juni 1672 die Rumpf schreef aan Johan de Witt blijkt dat de Fransen deze beslissing probeerden te legitimeren door te stellen dat de Staatse ambassadekapel niet gebruikt mocht worden wanneer een secretaris de ambassade bestierde.[19] Rumpf stelde daar ten eerste tegenover dat onder eerdere hoofdverantwoordelijke Staatse secretarissen, zoals Johan van Euskercken, de kapel wel open mocht blijven.[20] Verder was het in de periode tussen Boreel en De Groot geoorloofd geweest om bijeenkomsten te houden. Rumpfs laatste argument was dat de Franse ambassadekapel in de Republiek ook dienstdeed wanneer er alleen een secretaris verbleef. Ondanks de inspanningen van Rumpf bleef de ambassadekapel gesloten.
Ten slotte
Na het verbod kwam het niet meer goed tussen de predikant en de secretaris, waarop eerstgenoemde zijn intrek nam bij de eerdergenoemde Constantia Boudaen. Over haar leven in Parijs is het volgende bekend: ‘Zij genoot van de vermaken der wereldstad, en haar gastvrij huis werd door de talrijke vrienden en bekenden uit Holland, die zich te Parijs kwamen verlustigen, bij voorkeur bezocht’.[21] Zij leefde op zeer intieme voet met de predikant, wat de nodige wenkbrauwen deed fronsen in Parijs. Te meer omdat ze op dat moment nog getrouwd was.[22] Zo schreef Rumpf in zijn journaal op 3 juli 1672 het volgende:
Haerer Ho:Mo: predikant De Hertoghe is met Madame Caron mede onder sich beijde alleen in haer Ed. Carosse tot Charanton geweest, en heeft haere Edt. bij de handt gelijck een Esquier uijt en in de kerck geleijdt daer veele spotvoogels al vrij meede railleerden.
Vanuit haar huis bleef De Hertoghe de secretaris dwarsbomen.
Hoewel hij door het sluiten van de kapel niet meer in functie was, vroeg De Hertoghe meermaals om de kerkboeken die Rumpf in bewaring had. Die gaf ze echter niet zonder toestemming van de Staten-Generaal.[23] Bovendien wilde Rumpf op die manier voorkomen dat de predikant in dienst kon worden genomen door de toekomstige ambassadeur in Frankrijk.[24] Verder wilde De Hertoghe de banken en stoelen uit de kapel verkopen, terwijl Rumpf juist voor de uiteindelijke sluiting van de kapel verscheidene pogingen deed om de kapel open te houden.[25] Zo is in de eerder aangehaalde brief van 3 juni te lezen dat hij hierover indirect contact zocht met minister De Pomponne.[26]
Waar de predikant een gemakkelijk leven leidde bij zijn beschermvrouwe, maakte Rumpf zich sterk voor de kapel en bovenal voor de gelovigen die De Hertoghe in de steek had gelaten. In 1674 werden Rumpf en De Hertoghe door de Staten-Generaal gelast terug te keren naar de Republiek, waarna hun wegen scheidden.[27] Rumpf zou in eerste instantie als resident naar Portugal gaan; een beslissing die later tenietgedaan werd. Hij vertrok in 1674 naar Zweden waar hij door de Staten-Generaal was aangesteld als ambassadeur.[28] De Hertoghe werd in 1675 veldprediker van het Staatse leger en vanaf 1678 tot aan zijn dood in 1701 predikant in Loenen aan de Vecht.[29] Rumpf werd in 1674 niet vervangen en van een ambassadekapel was jarenlang geen sprake meer in Parijs. De Nederlandse protestantse gemeente aldaar kon terecht in de protestantse kerk te Charanton. Het duurde uiteindelijk tot 1680 voordat er weer een permanente Staatse vertegenwoordiger was in Parijs, te weten Willem van Wassenaar (1649-1723) wonende op nummer 173/175 aan de Boulevard Saint-Germain. Vanaf dat moment werd de Staatse ambassadekapel op die plek weer geopend met een nieuwe predikant, Johannes Schutter.[30]
Stan Bussen, 25 juli 2021
[1] I. Huysman en R. Peeters (eds.), Johan de Witt en Frankrijk. Een bloemlezing uit zijn correspondentie (Soest 2020) 195-203 en 212-221.
[2] Pieter de Groot (1615-1678) was tussen 1670 en 1672 ordinaris ambassadeur namens de Republiek in Frankrijk. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 18-19.
[3] Nationaal Archief (NA), 1.11.01.01 Aanwinsten Eerste Afdeling (AEA), inv. nr. 124.
[4] Voor meer informatie over Transkribus zie: https://readcoop.eu/transkribus/.
[5] L.A. van Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs: kerkhistorische studie. Tweede deel (Den Haag 1894) 1, 20 en 168.
[6] Willem Boreel (1591-1668) was tussen 1650 en 1668 (extra)ordinaris ambassadeur namens de Republiek in Frankrijk. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 14-16.
[7] L.A. van Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs: kerkhistorische studie. Eerste deel (Den Haag 1893) 91-92.
[8] Voor meer informatie over de Nederlandse gezantenwoningen in Parijs, zie de interactieve kaart op Google Maps: https://bit.ly/3nWCG6Y (geraadpleegd op 8 mei 2021).
[9] Zie voetnoot 8.
[10] Jan Pieter de Bie en Jakob Loosjes (red.), Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3 (Den Haag, 1919-1931) 754.
[11] NA, AEA, inv. nr. 124, 24 april 1672.
[12] Bie en Loosjes, Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden, 754; Brief van Christiaan Constantijn Rumpf aan Johan de Witt, 8 april 1672: emlo.bodleian.ox.ac.uk/w/981984.
[13] NA, AEA, inv. nr. 124, 24 april 1672.
[14] François de Civiele (-1698) trouwde met Susanna Caron en was een schoonzoon van Constantia Boudaen (1626-), echtgenote van François Caron (1600-1673).https://gw.geneanet.org/jkal?lang=nl&pz=johannes+pieter&nz=kal&ocz=24&p=francois&n=de+civille&oc=4 (geraadpleegd op 21 juni 2021). NA, AEA, inv. nr. 124, 29 april 1672.
[15] In 1640 stond 1 Louis d’or gelijk aan 11,5 livres tournois. 18 Louis d’or stond gelijk aan 207 livres tournois. Omgerekend is dat 172 gulden en 10 stuivers. The Marteau Early 18th-Century Currency Converter, ‘Monnaie Française to Nederlands geld’ http://www.pierre-marteau.com/currency/converter/fra-hol.html (geraadpleegd 21 juni 2021).
[16] NA, AEA, inv. nr. 124, 29 april 1672.
[17] Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs. Eerste deel, 92-94; Nicolas-Joseph Foucault (1643-1721) was een secretaris van Colbert en werd later intendant.
[18] Brief van Christiaan Constantijn Rumpf aan Johan de Witt, 3 juni 1672: emlo.bodleian.ox.ac.uk/w/981989.
[19] Ibidem.
[20] Johan van Euskercken (-ca. 1642), was sinds 1631 secretaris van Gideon van den Boetzelaer (1569-1634), ordinaris ambassadeur in Frankrijk. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 9-10.
[21] C. Droste, Overblyfsels van Geheugchenis, der bisonderste voorvallen, in het leeven van den Heere Coenraet Droste. Terwyl hy gedient heeft in veld- en zee-slaagen, belegeringen en ondernemingen. Als ook mede syn verdere bejegeningen aan en in verscheyde vreemde Hoven en Landen (Leiden 1879) 327.
[22] Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs. Eerste deel, 95.
[23] Brief van Christiaan Constantijn Rumpf aan Johan de Witt, 10 juni 1672: emlo.bodleian.ox.ac.uk/w/981991.
[24] Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs. Eerste deel, 97.
[25] Ibidem, 96.
[26] Simon-Nicolas Arnauld de Pomponne (1618-1699), ambassadeur in de Republiek tussen 1669 en 1671. Hij was van 1671 tot 1679 staatssecretaris en minister van Buitenlandse Zaken onder Lodewijk XIV. O. Schutte, Repertorium der buitenlandse vertegenwoordigers, residerende in Nederland 1584-1810 (Den Haag 1983) 15.
[27] Bie en Loosjes, Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden, 754.
[28] P.C. Molhuysen (e.a.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Zevende deel (Amsterdam 1974) 1076.
[29] A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, bevattende Levensbeschrijvingen van zoodanige Personen, die zich op eenigerlei wijze in ons Vaderland hebben vermaard gemaakt. Achtste deel (Haarlem 1867) 694.
[30] Langeraad, De Nederlandse ambassade-kapel te Parijs. Eerste deel, 12-13.