‘Waermede desen affbreeckende ende Uw Ed. in dit aenstaende ende vele volgende jaeren alle geluck ende voorspoedt toewenschende, sal ick verblijven etc. Haege den 1en jan. 1672.’ Met deze gelukwensen voor het nieuwe jaar aan Hendrik Cletscher, secretaris van de Nederlandse ambassade in Zweden, eindigde Johan de Witt zijn eerste brief in 1672. Toen hij die passage in de marge toevoegde, kon hij niet bevroeden dat dit voor hemzelf zijn laatste jaar zou zijn.
Ter gelegenheid van de 350-jarige herdenking van het Rampjaar 1672 zijn alle ‘minuten‘ van de Witts uitgaande brieven met behulp van Transkribus ontcijferd en door leden van het De Witt team gecorrigeerd – voor zover dat nog nodig was, want Transkribus heeft goed werk geleverd met het model dat gemaakt is om De Witts handschrift te kunnen lezen.
De collectie is opgedeeld in drie stukken: brieven van De Witt aan diverse personen van januari t/m juni 1672, brieven van De Witt aan zijn broer Cornelis van januari t/m juni 1672 en brieven van De Witt aan Hiëronymus van Bevernink, gedeputeerde te velde, van april t/m juni 1672 .
Met terugwerkende kracht worden de komende tijd alle uitgaande brieven van De Witt op dezelfde manier toegankelijk gemaakt.
In de bundel Johan de Witt en het Rampjaar zijn acht uitgaande brieven van De Witt opgenomen.