We gingen met de mensen van het Johan de Witt Brievenproject naar De Gevangenpoort in Den Haag voor een rondleiding.
‘Wat staat er eigenlijk op de binnenzijde van de deur?’ vroeg ik daarbij aan Martin Driessen, al sinds jaar en dag een van de onderhoudende gidsen aldaar. We hadden zojuist de Ridderkamer bezocht, het vertrek waarin Cornelis en Johan de Witt de laatste uren van hun leven doorbrachten op die (toen nog niet zo beroemde dag) in augustus 1672.
‘Binnenkant? Deur?’ zei Driessen verbaasd. ‘Ik heb de binnenkant van die deur nog nooit gezien, want hij staat altijd helemaal open.’
Tijdens de rondleiding had ik mijn ogen goed de kost gegeven. De Ridderkamer is namelijk ook de plek waar Ritmeester Buat de laatste weken van zijn leven doorbracht (in 1666). Ik probeerde me te verplaatsen in de hoofdpersoon van het tweede deel van de Johan de Witt-trilogie. Kon Buat vanuit de Ridderkamer het huis van zijn vrouw op de Lange Vijverberg zien? (Ja, net.) Was er graffiti op de muur? (Nee. In ieder geval, nu niet meer.) Hoe voelde het als de deur gesloten werd? (Hm.) Om die vraag te beantwoorden deed ik, toen de rest van de groep de kamer al verlaten had, de deur een beetje toe en toen zag ik dat er iets in de dikke eikenhouten deur gekrast was.
Het zijn duidelijk letters. Volgens mij staat er boven het luikje: NVLLIPRAECLUSAVIRTU
Wat betekende dat? Waar kwamen die letters vandaan? Waarom staan ze daar?
Google brengt je tegenwoordig gelukkig snel verder. ‘Nulli prae clusa virtus est’ komt uit Seneca, De beneficiis (Over de weldaden).
Seneca De beneficiis is in de zeventiende eeuw vaak uitgegeven al dan niet vertaald naar het Frans of het Engels. Er is naar mijn weten nooit een Nederlandse vertaling verschenen. Niettemin is het zeker dat Johan de Witt bekend moet zijn geweest met de Stoïcijnse moraal van Seneca. Hij zal op de Latijnse School zeker stukken hebben moeten vertalen.
Seneca’s woorden
In Boek III, 18, staat deze passage:
Refert enim cuius animi sit qui praestat, non ciuis status: nulli praeclusa virtus est, omnibus patet, omnes admittit, omnes invitat, ingenuos, libertinos. servos, reges, exules. Non elegit domum nec censum, nudo homine contenta est.
Het hangt immers af van het karakter wat iemand verheft en niet van zijn status. Moed sluit de deur voor niemand. Moed staat open voor iedereen, laat allen toe en nodigt alle mensen uit: vrijgeborenen, vrijgelatenen, slaven, koningen en ballingen. Moed kiest noch voor afstamming noch voor fortuin. Moed is tevreden met de naakte mens. [Vertaling JMvT]
In mijn fantasie hebben zowel Ritmeester Buat als Cornelis de Witt deze woorden gezien tijdens hun gevangenschap. Hebben de mannen ze herkend? Zullen ze zich erdoor gesterkt hebben gevoeld? En vraag blijft ook vooral: is de verwijzing naar Seneca aangebracht door een gevangene of is het een cipier die het citaat heeft gekerfd?
Ik weet het niet. Wat denkt u?
Om het met eigen ogen te bekijken: https://gevangenpoort.nl/