Op 18 juni 1665 stuurt een zekere Joseph Rodríguez een merkwaardige brief in het Spaans aan Johan de Witt. Rodríguez stelt zichzelf voor: hij is een Joodse inwoner van Amsterdam. Het zou kunnen dat het hier om Joseph de los Rios gaat, die ook de achternamen Rodríguez en Van de Rivieren gebruikte. Hij behoorde tot de rijke elite van de Portugese gemeente en was betrokken bij de internationale handel. Wat schrijft Rodríguez aan Johan de Witt? Vijf dagen eerder is opperbevelhebber van de marine Jacob van Wassenaer-Obdam in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog bij de Slag bij Löwestoft met zijn schip ‘De Eendragt’ de lucht ingevlogen in een direct duel met de Royal Charles en dat heeft Rodríguez op een idee gebracht over diens opvolging. Rodríguez is goed op de hoogte: Michiel de Ruyter (1607-1676) is niet beschikbaar, want die is aan de andere kant van de oceaan bezig met een aanval op Engelse koloniën. Cornelis Tromp (1629-1691) vindt hij op zich heel geschikt vanwege zijn recente heldendaden, maar die ligt niet bij iedereen goed en Jan Evertsen (1600-1666) is te oud, zo meent Rodríguez.
Maar Rodríguez komt met een andere suggestie: waarom niet de Prins van Oranje, Willem III (1650-1702)? Het huis van Nassau heeft de Republiek veel goeds gebracht, de verdeeldheid tussen de provincies zal ermee worden opgelost zodat die sneller zullen bijdragen, en de soldaten zullen meer gemotiveerd zijn. Het is voor Rodríguez de beste oplossing. De prins is weliswaar jong (op het moment van schrijven is hij pas veertien jaar), maar als er twee luitenants en twee afgevaardigden uit de Staten-Generaal op zijn schip meevaren, dan komt dat wel goed.
Dat Rodríguez, een Sefardische Jood uit Amsterdam, een Oranje aanbeveelt, is geen verrassing: de Joodse gemeenschap in de Republiek en de Oranjes zijn elkaar altijd gunstig gezind geweest. Op zich is de suggestie om Willem III de rang van zijn voorvaderen te geven (en de bijkomende financiële voordelen) helemaal niet zo gek: ook zijn vader Frederik Hendrik van Oranje-Nassau (1584-1647) was kapitein-generaal en admiraal-generaal. Alleen komt Rodríguez met een dergelijk voorstel bij Johan de Witt natuurlijk niet erg ver, en dat moet hij toch geweten hebben.
De Witt antwoordt niet op Rodríguez’ suggestie. Dat weten we omdat de raadpensionaris altijd consequent boven aan een ontvangen brief noteert wanneer hij deze heeft beantwoord en dat is hier niet gebeurd. En, uiteraard, is zijn keuze voor de nieuwe vlootbevelhebber niet op de Prins van Oranje gevallen. De meest voor de hand liggende persoon is inderdaad de Oranjegezinde Tromp, die ook al benoemd is als waarnemend bevelhebber. Maar gelukkig voor De Witt arriveert Michiel de Ruyter eerder dan verwacht terug in de Republiek en wordt deze als luitenant-admiraal aangesteld, wat goed te rechtvaardigen is vanwege diens heldenstatus. Daarom lijdt Tromp geen gezichtverlies, maar hij is niettemin woest en De Ruyter zal aan hem nog een lastige ondergeschikte krijgen.
Cornelis Tromp, door Jan Mijtens, 1668, Rijksmuseum. Michiel de Ruyter, door Ferdinand Bol, 1667, Rijksmuseum.
We blijven met veel vragen zitten. Waarom is Rodríguez zo’n fervent voorstander van een Oranje als vlootvoogd? Waarom schrijft hij De Witt in het Spaans, spreekt en schrijft hij geen Nederlands? De brief is verstuurd uit Antwerpen, wat deed hij daar? Was het niet vreselijk naïef van Rodríguez om juist bij Johan de Witt een Oranje-Nassau aan te bevelen? Eén ding weten we zeker: De Witt heeft het advies niet overgenomen.
Vertaling door Maurits Ebben
Heer, de tegenslag die onze vloot is overkomen met de dood van de heer admiraal Obdam heeft onder alle onderdanen van deze Monarchie grote teleurstelling veroorzaakt maar we moeten ons voegen naar Gods wil die alles bestuurt en we moeten op hem vertrouwen dat hij ervoor zal zorgen dat er een gunstige vrede verkregen wordt voor het welzijn en de voorspoed van alle provincies en de roem van de Heren Staten-Generaal. Omdat de gewichtigste regeringszaken door de handen van Uwe Heer gaan, vraag ik u de raadgeving van een trouwe dienaar en vazal van de Heren Staten in ontvangst te nemen. Ik ben namelijk een Joodse inwoner van de stad Amsterdam. Ik ben er zeker van dat Uwe Heer niet zit te wachten op adviezen, want u bent al belast met zo’n zware taak. Maar omdat u er uw voordeel mee kunt doen, leg ik die hier toch aan u voor want het kan nooit kwaad. Waar ik op wil wijzen is dat met de dood van de heer admiraal Obdam de heren Staten onvermijdelijk in hun maag zitten met de verkiezing van degene die zijn plaats moet innemen, en met het ontbreken van vice-admiraal De Ruyter is er nog meer onduidelijkheid. De heer Tromp verdient deze plaats vanwege zijn heldendaden en zijn bekwaamheid maar zijn uitverkiezing zou onvrede bij anderen kunnen veroorzaken, wat op het ogenblik niet van pas komt. De heer Jan Evers is Zeeuw en, hoewel dat er niet toe doet, is hij wel al een oude man en met weinig werk. Of te wel, ik prijs, om al deze bezwaren weg te nemen en vanwege de eenheid van de provincies, de Prins van Oranje aan als de meest geschikte persoon voor deze plaats. Hij is in bezit van het Huis Nassau dat door zijn diensten de provincies in grootse staat heeft gebracht. Op het moment is er in de hele wereld niemand te vinden die deze functie beter kan uitoefenen dan Zijne Excellentie. Hiermee zullen de redetwisten ophouden die de verdeeldheid onder de provincies veroorzaken en die zullen met meer geestdrift te hulp schieten met bijdragen. De soldaten zullen met meer animo ten strijde trekken want ze vechten onder een vorst van wiens huis deze provincies zo veel lauweren hebben ontvangen. En, tot slot, vind ik met mijn onvolkomen uiteenzetting dat het op het moment de enige oplossing is. Ik zeg niet dat de absolute heerschappij aan hem gegeven moet worden, want, omdat hij nog maar een jongeling is en zonder ervaring, is het nodig om op zijn schip twee luitenants te plaatsen die dat waardig zijn vanwege hun daden en dat er twee Heren Staten mee gaan op zijn schip voor het beleid. Ik smeek U, Uwe Heer, vergeef mij de moed om u van raad te voorzien maar het leek mij passend dat te doen omdat die alleen voortkomt uit de grote ijver die ik heb als vazal van het vaderland. Moge God door zijn medeleven het welzijn en de voorspoed van onze Republiek bevorderen zoals ik hoop op de genegenheid van Onze Heer voor uw persoon, Uwe Heer, zoals we die allemaal nodig hebben.
Uit Antwerpen op 18 juni 1665.
Uwe Heers nederige dienaar die uw hand kust,
Joseph Roiz (=Rodríguez)
Transcriptie door Maurits Ebben
Señor, la desgracia sucedida a nuestra flota con la muerte del señor Almirante obdam a causado a todos los sujetos de essa Monarquía un Digusto grande. pero devemos Confirmarnos con la voluntad Divina que es la que todo lo gobierna y devemos fiar de ella que pondrá las cossas en estado. que se consiga una paz feliz para bien y aumento de todas las provincias y lauro de los Señores Estados Generales, como el pesso del Govierno pasa por manos de Vuestro Señor. Le suplico reciva esta Advertencia. de un fiel Criado y basallo de los Señores estados, pues soi Judio Morador de la ziudad de Amsterdam., bien cierto estoy que no necesita Vuestro Señor/ de adbertenzias. pues se alla con el pesso de tan Grave empresa pero porque podra aprovechar Lo pongo aqui pues nunca puede Dañar. Lo que apuntare Con la muerte del señor almiral obdam es forcosso que se hallen los señores estados enbarazados con la eleccion de quien a de ocupar Su plaza y con la falta del Vice Admiral De Ruiter mas confusion. Bien mereze el señor Tromp este puesto por sus azañas y capazidad pero de su eleccion podria causar Algun Descontentamiento. en otros que no fuesse de util en la ocasion presente. El señor Juan Evers es Zelandes y aunque esto no es del casso si que es ya ombre viexo y de poco travaxo de manera que yo allavea que para quitar todos estos inconbenientes. y union de todas las provincias la mas propia persona para esta plaza/ era la persona del señor Prinicipe de Oranje de quien es en propiedad. La Cassa de Nasau. a servido a las provincias asta ponerlas en la grandeza que oy se alla ninguno en el mundo. puede azer esta funcion mejor que Su Excelencia con esso cesaran las disenciones que caussa la desunion de las provinzias y acudiran con mas fervor a las contribuciones. Los soldados iran con mas gusto pues militaran devajo de un principe de cuya cassa an recivido essa provincia tantos laureles y en fin allo con mi mal discursso que es el unico Remedio en el tiempo presente., No digo que se le entregue el Dominio absoluto pues Como es mozo y sin ecperienzia era necesario ponerle en su nao dos thenientes personas que lo merezcan por sus echos y/ que vayan dos señores estados en su nao para la polizia esto. me a parecido azertado advertir. Suplicando a Vuestro Señor perdone el atrevimiento pues es solo fiado en el buen zelo que tengo de vasallo de la Patria. Dios por su misericordia gie las cosas a bien y aumento de la Republica nuestra como lo espero de su bondad Nuestro señor Grande. La persona de Vuestro Señor como todos emos menester
de Amberes a 18 de Junio de 1665.
Humilde criado de Vuestro Señor: q. s. m. b.
Joseph Roiz
Maurits Ebben en Ineke Huysman, 14 mei 2020 (met dank aan Tirtsah Levie Bernfeld en Jean-Marc van Tol)